Na een jaar Bamboi en Babator farm gaat het toch gebeuren. Pat gaat terug naar de cacao. Vrijdag is het contract getekend. Hij gaat werken met oud collega’s voor min of meer hetzelfde bedrijf waar hij werkte voordat we naar Bamboi gingen, maar is nu overgenomen door een financieel gezonde organisatie
Volgende week vlieg ik naar Nederland. Ik moet echt aan het werk, want ik heb nog veel te weinig diensten gedaan dit jaar. Ik heb er zin in. Dat betekent dus, dat ik deze week voor de laatste keer mee ga naar Bamboi. Pat vraagt onderweg of ik het jammer vind. Het antwoord daarop is toch wel een beetje schokkend. Nee, ik geloof niet dat ik het jammer vind. Ik kijk soms van een afstand naar ons leven en realiseer me dan dat ik me bevoorrecht voel dat ik deze kant van het leven heb leren kennen en dat ik me soms zelfs wel stoer voel, dat ik behoorlijk flexibel denk te zijn. Maar jammer, nee ik geloof het toch niet. Niet meer heel veel alleen zijn in Kumasi, niet meer heel regelmatig 5 uur in de auto hobbelen naar een dorp waar we de enige witten zijn. Waar we een huis hebben dat voor ons een beetje erg ‘basic’ voelt, terwijl het absoluut het op één na mooiste huis van het dorp is. Niet meer zonder airconditioning in bed liggen en ’s nachts een ijspakking uit de vriezer haal om op mijn blote rug te leggen. Niet meer zonder elektriciteit zitten en met je telefoon staan koken in een snoeihete keuken. Maar ook niet meer juichend worden verwelkomd door onze leuke buren, die in het hutje naast ons wonen, niet meer joelende kinderen voor de deur die heel hard moeten lachen om witte mensen, niet meer fysiek voelen hoe ontzettend rijk wij zijn. En dan bedoel ik nu niet eens rijk in de overdrachtelijke zit, maar echt gewoon, hoeveel geld we hebben.
Ik moet het hier ook even hebben over hoe het voor Pat is, weggaan uit Bamboi. Hij had het op het project geweldig naar zijn zin. De lokale werknemers dragen hem op handen. Pat geniet van het op grote laarzen door het land lopen, een praatje maken met de ‘small holder farmers’, die hun pinda’s oogsten of onkruid wieden in het eindeloos uitgestrekte land. Noodles eten op Oldstreet, waar een heel aardig meisje het voor hem enige lekkere avondeten bereid in Bamboi, een praatje maken met de moeder van het dove meisje dat voor het eerst in haar leven naar school gaat, nu Pat haar uniform en eten betaalt (een zeer luttel bedrag). Of ‘s morgens om zes uur, op weg naar de farm, doughnuts kopen die op een open vuur gebakken worden etc. etc. Maar…… weer gewoon in je eigen lekkere bed kunnen slapen, dat voelt als een 5 sterren hotel, niet iedere maandagochtend om 5 uur de auto in moeten met je koelbox met eten op weg naar de bush, niet gezeik hebben met het hoofdkantoor, die naar Pat’s mening niet begrijpen hoe het werkt op deze werkplek, lekker kunnen gaan tennissen, lopen en fietsen in Kumasi en gewoon veel meer samen zijn, Pat en ik. Dat wordt een grote vooruitgang.
We stoppen onderweg in Wenchi. Pat heeft daar twee weken geleden zijn Ghanese rijbewijs aangevraagd en daar waar zo’n aanvraag in Kumasi een half jaar kan duren, lijkt het in Wenchi voorspoedig te gaan en vooralsnog denken we dat het binnen een paar weken gepiept zal zijn. Reden dus, om dit proces ook voor mij in gang te zetten. We worden van de ene naar de andere tafel verwezen om overal een stukje van de papieren in te vullen en een fase verder te komen in het proces van aanvragen. Grappig genoeg, hoeven ze mijn Nederlandse rijbewijs niet te zien. We moeten ongeveer 50 euro betalen en dan moet ik woensdag terugkomen voor mijn theorie-examen. We krijgen een theorieboekje mee en twee L platen voor op onze auto. Van nu af aan moet je eigenlijk die platen op je auto bevestigen en mag je dan alleen nog maar rijden als er iemand naast je zit die zijn Ghanese rijbewijs heeft. We hebben al zo’n pakketje voor Pat, maar dat wordt te ingewikkeld. We hebben betaald, dus we krijgen de Lesplaten en het boekje weer mee. Bij doorbladeren lijkt de theorie vrij eenvoudig. Stoppen voor rood, naar links, rechts, links kijken bij oversteken en nog wat inkoppertjes. Het theorieboek heeft ongeveer 10 pagina’s. Pat heeft zijn theorie inmiddels behaald. Het bleek nog helemaal niet zo eenvoudig. Volgens Pat waren het uiterst onlogische vragen, maar dat maakte niet uit, want ze hadden toch liever dan hij gewoon 200 cedi betaalde (30 euro) voordat hij aan zijn examen begon. Zo gezegd, zo gedaan. Vervolgens kwam hij naast een examinator te zitten die de goede antwoorden aanklikte en toen moest hij even een kwartiertje in de examenruimte blijven zitten, anders was hij te snel klaar. Afrijden was verder niet nodig. Het wachten is op het rijbewijs. Al met al nog heel wat complexer dan ons Liberiaanse rijbewijs. Die zit nog in mijn portemonnee, ik heb hem van Pat gekregen, niemand hoefde mijn rijbewijs, mijn paspoort of enig bewijs van mijn bestaan of rijkunsten te hebben. Gewoon betalen.
Woensdag ga ik dus terug met Idi, de chauffeur om theorie-examen te doen. Bij mij gaat het dus hetzelfde; 30 euro betalen en een kamertje in waar iemand de antwoorden van het theorie-examen al heeft ingevuld. Ik moet ook een half uurtje blijven zitten, ik kijk de vragen nog wel door. Inderdaad best lastig. Het zijn allerlei vragen over bougies, motorblok, V snaar etc. De man die de 30 euro in zijn zak heeft, zegt met een plechtig gezicht; ’Wat in deze kamer gebeurd, blijft in deze kamer’. Daar heb ik dus nu mee gebroken, met die belofte. Jullie weten nu allemaal dat ik het rijbewijs dat ik hopelijk ga krijgen op corrupte manier heb verkregen. Ik moet nog wel even naar de ‘CBR directeur’(moet stiekem even aan Pechtold denken) en die gaat nog bepalen of ik echt wel kan rijden. Zoooo, ben ik even blij dat ik toch het theorieboekje in de auto op weg hiernaartoe even door heb zitten bladeren. Ik moet alle borden en bewegwijzering op het asfalt (strepen, die er in de realiteit nooit staan in Ghana, of helemaal vervaagd zijn) benoemen. Gaat best goed. Hij vraagt ook nog of ik een auto bij me heb. Misschien moet ik wel echt gaan rijden, maar nee. Ik mag gewoon vertellen wat ik doe als ik een helling op wil rijden. De hellingproef in theorie. Dat gaat echt veel makkelijker dan de manier waarop ik ooit in Nederland mijn rijbewijs verkregen heb.
Nu afwachten wanneer het rijbewijs komt.
Dat was dus Bamboi voor mij.
Een enerverend jaar, waar ik van heb genoten en wat ik af en toe een beetje haatte. Ik heb het nog nooit in mijn leven zo warm gehad, in zo’n eenvoudig huisje gewoond, de enige witte geweest in een heel dorp, geen enkele overeenkomst gezien met het leven zoals het in Nederland is. Geen winkel, geen dorp, geen school, geen huis, geen straat die ook maar enige overeenkomst heeft met het ‘oude gewoon’ zoals dat mij is ingeprent in mijn jeugd. Weer wat geleerd op in mijn 56<sup>ste</sup> levensjaar. Weer een klein beetje wijzer en nederiger geworden. En vooral dankbaar voor alle voorrechten die mij bij geboorte ten deel zijn gevallen. Want eigenlijk is alles in het Westen makkelijker dan in Afrika. Behalve het verkrijgen van je rijbewijs dan….
Het duurde nog een paar maanden, maar we hebben het. Een echt Ghanees rijbewijs.
Bamboi ligt achter ons. Jammer dat het vijf uur rijden is, want af en toe zouden we en vooral Pat, wel even met onze buren willen kletsen en hun stralende lach zien als we pinda’s komen kopen, of door het dorp wandelen, waar Pat wisselend wordt aangesproken als Boss man, Obroni (witte) of mister Ajax (dit n.a.v. het feit dat Pat altijd in de cinema (donker hok met grootbeeld telvisie, waar je tegen betaling van 25 eurocent een voetbalwedstrijd kan bekijken, wat Pat deed, gehuld in zijn Ajax shirt). Of even kijken bij de werknemers van het Babator farming project waar Pat verantwoordelijk voor was. Ze missen hem, wekelijks krijgt hij telefoon met de vraag of ze bij hem mogen komen werken in Kumasi. Ik zweer het, Pat heeft in een vorig leven in Afrika gewoond, hij begrijpt het hier zo goed. In Nederland word ik over het algemeen, van ons twee de meest sociale geacht. In gedachten zie ik nu menig bekende en vriend van ons glimlachen dat dit een eufemisme is, maar echt in Ghana is Pat ‘by far’ de meest sociale.
We hebben een wonderlijk jaar gehad in Bamboi, dat niet altijd makkelijk was, maar ik heb meer geleerd dan ik in welke baan in Nederland, had kunnen leren. Mogen deelnemen aan en in een maatschappij waar je ‘de ballen’ van begrijpt, maakt je klein en groot tegelijk. Ik voel me nederig dankbaar voor wat ik heb beleefd en ga in een volgend blog nog een keer uitgebreid aandacht besteden aan het leven in een land met heel veel arme mensen als je het zelf zo goed hebt. Voor nu realiseren we ons vooral dat wij er wijzer van zijn geworden, maar dat we weer een spoor van ellende achter ons laten. Het schoolgeld van het kleine dove meisje zullen we blijven betalen, Ashantwa onze hulp doet een kappersopleiding die voor 3 jaar betaald is, maar alle andere mensen die aan de deur kwamen om te vragen om geld of een bijdrage om het leven dragelijker te maken kunnen niet meer bij ons aankloppen .
Reactie plaatsen
Reacties