Als je maar lang genoeg in ‘Africa’ woont, laat je een spoor van ellende achter je. Misschien moet ik er niet zo naar kijken, maar we hebben inmiddels Klijem in Suriname, Suzanne en Julien in Ivoorkust, onze Veronica in Liberia en nu, gelukkig nog niet achter ons, maar nog bij ons: Lizzy en Suzy. Hier in Bamboi is het Suzy.
Toen Pat hier een paar maanden geleden het huisje vond, had hij ook iemand nodig die er een beetje op past. Dat betekent, af en toe een dweil erdoor en een beetje schoonmaken en verder af en toe langslopen als we er niet zijn, om te kijken of alle okay is. Hij vertelde op de farm, dat hij een meisje/vrouw zocht om schoon te maken, een alleenstaande moeder, die van niemand binnen het bedrijf familie is. Natuurlijk werd in eerste instantie een dochter van Frank voorgesteld. Is ook best lastig om geen familie van Frank (onze driver) te zijn in Bamboi, want hij heeft twee vrouwen en 14 kinderen, maar toch….Het feit dat Pat geen familie van personeel in dienst wil nemen thuis, is vooral om vrij te zijn als het niet bevalt en anderzijds om geen familie van iemand in huis te hebben die mogelijk problemen zou opleveren op het werk.
Vrij snel werd Suzy voorgesteld. Suzy is 21 en heeft twee kinderen. Jongetjes, een van 7 en een van 3. Haar man is in december overleden. Ze gaat gekleed in zwart. Ik zal haar morgen eens vragen hoelang dat moet. Ik denk een jaar. Suzi’s man is overleden, nadat hij buikpijn had. Hij is wel opgenomen in het ziekenhuis, maar weer ontslagen. Toen een paar dagen later met heel veel pijn weer terug naar het ziekenhuis en de volgende dag dood. Waaraan???
Ik vroeg of haar man allang dood was, ja, heel lang, before Christmas. Een maand of vijf dus.
Ik sla de plank extreem mis, als ik jullie hier nu ga uitleggen dat Ghanezen of Liberianen makkelijker over verlies heenkomen dat Nederlanders, om het maar even concreet te houden bij de groepen waar ik meest recent tussen gewoond heb. En toch, het gaat hier beter. Mensen gaan verder met dat wat er op hun pad komt. Ik heb daar veel respect voor. God spaar me voor groot verlies, ik denk dat ik daarin echt Nederlands ben, maar een nadeel van onze welvaart is volgens mij, dat we het leven naar onze hand willen zetten. We zijn teleurgesteld als er iets niet loopt zoals we verwacht hadden. Leuk voorbeeld: We bevallen met een plan van drie A 4tjes; muziek, geen studenten aan mijn bed, in bad, op de baarkruk, liefst geen pijnbestrijding en als ik het vraag moet je het ook niet geven, maar als ik dan toch niet kan, een epiduraal en gelijk he, niet wachten, de baby moet naar mijn borst kruipen om te gaan drinken. En soms is het moeilijk voor mensen als de pasgeborene niet blijkt te kruipen, de baby huilt, de peuter nog steeds in zijn broek plast, de kleuter niet altijd lief is, het lagere schoolkind te dik wordt, de puber rookt en drinkt, de jong volwassene geen universitaire studie afrondt. Allemaal stuk voor stuk issues, die er hier in Bamboi totaal, maar dan ook totaal niet toe doen. De pasgeborene krijgt een tepel in zijn mond geduwd, de baby zit op mama’s rug en huilt dus niet, de peuter heeft helemaal geen broek aan, de kleuter is ook niet altijd lief, het lagere schoolkind wordt niet te dik, want er is geen eten, de puber rookt niet en drinkt soms, maar dat is dan jammer en de jong volwassene rondt zeker geen universitaire studie af, als hij mazzel heeft is hij naar school geweest…
Dat dus, en zo is het ook met verlies lijden. Het gebeurt en je gaat het er maar mooi mee doen. En dat is dan misschien een van de weinige voordelen van armoede. Je neemt het leven zoals het komt en ben niet steeds teleurgesteld..
Suzy werkt een paar dagen per week in ons huisje, een paar uur, hooguit. Ze krijgt 250 cedie, een prachtig salaris als je bedenkt dat je voor een full time baan 500 krijgt. Of moet ik misschien even vertellen hoeveel het in euro’s is….. gedeeld door 5,77= 43,30.
Vanmorgen toen ik na een beroerde nacht wakker werd (geen elektriciteit en dus geen ventilator), van haar hoofd voor het raam, was ik niet eens echt blij dat ze er was. Ze is een schat, een beetje lompig in haar taalgebruik, want ze beheerst niet heel goed Engels, maar heel blij met haar baan en altijd vrolijk als we er zijn. Zelfs trots als ze ons op straat ziet lopen of in het restaurant ziet zitten en ze kan naar de enige witten in het dorp zwaaien, omdat ze hen kent. Vanmorgen heb ik haar uitgelegd dat de schoonmaakmiddelen nu onder het aanrecht staan, dat het bestek in de lade mag en dat de borden netjes op elkaar mogen worden gezet. Alles stond namelijk door elkaar op het aanrecht. Morgen moet ik nog uitleggen dat ze de twee handdoeken die ze voor Pat wast, niet over de deur hoeven te blijven hangen de hele week, maar opgevouwen in de kast mogen worden gelegd. Aan alles merken we dat ze helemaal geen kast heeft, dat ze geen bestek heeft, laat staan kastjes of lades waar dit in moet, om nog maar niet te spreken van een aanrecht waar je het op zou kunnen laten staan. Ik zou een moord doen om in haar hoofd te kunnen kruipen en te kunnen zien hoe ze naar ons kijkt.
Gisterenochtend werkte ik bij Tumi en omdat Esther er was, kon ik andere dingen doen dan normaal. Ik heb lekker de schoolborden, waarop het menu en allerlei tips staan geschilderd. Eén schoolbord hangt buiten boven de tafel waaraan de gasten ontbijten, werken of ‘chillen’. Ik stond dus gezellig te kwasten en was deelgenoot van een heel mooi interview. Een van onze gasten doet een onderzoek naar de hoger opgeleide Afrikaanse vrouw en hoe deze te empoweren. Ze interviewt daarvoor vrouwen. Ik weet verder niets van de achtergrond en hoe het interview of onderzoek is opgebouwd, maar luisterde met interesse. Een van de vragen aan een jonge Zimbabwaanse vrouw, die op haar elfde naar Canada is verhuisd en een Canadees paspoort heeft; ‘Hoe is het voor jou om zwart te zijn?’, ze antwoorde dat ze er in Zimbabwe, tot haar elfde dus, nooit mee bezig geweest was. Iedereen was zwart, dus dan doet de kleur er niet toe. Later in Canada, heeft ze ook nooit het gevoel gehad dat het er toe deed. Ik wil haar antwoord natuurlijk niet in twijfel trekken, want dat zal voor haar zo zijn, maar ik weet inmiddels zeker dat kleur ertoe doet. Ons wit zijn in zwart Afrika is echt DE HELE dag een issue. Overal waar ik loop beginnen kinderen een liedje te zingen; Obronie, obronie. Schijnt een hele lieve tekst te hebben (wordt gezongen in de lokale taal), maar na het duizendste liedje, word ik er toch soms een beetje moe van. Iedereen denkt dat we alles kunnen, alles hebben en de baas zijn. Pat is nog ergens een klein beetje de baas van, maar ik ben gewoon de baas van mezelf, wat natuurlijk ook een heel groot goed is. En misschien zegt geen een vrouw uit Bamboi dit wel over zichzelf.
Terug naar het interview; ‘Wat vindt je zo mooi aan reizen?’. Het antwoord was: ‘Ik wil graag heel veel weten over andere culturen’. Ik heb verder niet meer zoveel gehoord van het interview en ben tot op dit moment aan het nadenken over dit antwoord. Ik woon nu alweer enige tijd in Ghana, heb hiervoor best veel tijd doorgebracht in Liberia, maar geloof dat ik vooral heb geleerd dat ik eigenlijk niets weet over andere culturen. Ja, ik begrijp dat ze heel veel bidden, geloven in djudju (tovenarij), mannen het nog steeds heel erg voor het zeggen hebben, je goed ‘de lul’ bent als je hier als vrouw geboren bent etc. etc., maar wat die cultuur nou werkelijk inhoudt, hoe je je voelt als je Ghanees bent… geen idee. Je komt er vooral achter dat je zelf ook heel veel van tevoren bepaalde beelden in je hoofd en je hart hebt, over dat wat normaal zou zijn. Dit blijft me intrigeren. Culturele antropologie, ik zou het best een tijdje willen studeren, want, wie heeft die studieboeken geschreven? Iemand die er van de buitenkant naar gekeken heeft. En hoe duid je dat dan. Het zal zeker kunnen, maar ik ben ervan overtuigd dat er nog een groot onontgonnen gebied is.
Nog even over vandaag, ik vond dat ik een keer naar de Clinic moest lopen. Of eigenlijk, Pat heeft het idee dat ik dat heel graag wil. Ik ben verpleegkundige tenslotte. Ik weet nog steeds niet of ik graag wilde. Pat wilde tussen de middag Suzy bellen, want haar zus lag in de clinic, dan hoefde ik me niet zo’n gluurder te voelen, want dan kon ik naar Suzy haar zus. Jaaaa, duhu, lekker, dan moet ik naar die zieke zus en dan moet ik haar zeker geld geven en dan moeten we iedere keer geld geven als er iemand van Suzi’s familie ziek is en die familie heeft een bakkerij, dus die hebben het helemaal niet zo super slecht, bijna iedereen in het dorp heeft het minder dan zij, we kunnen toch niet iedereen geld geven, waar moet je stoppen, hoe durf ik dit te denken, we hebben toch geld genoeg, en je kan wel zeggen dat ze mij hier geen gluurder vinden, maar ik voel me een gluurder en ik moet het met mezelf doen tenslotte en en en…. Zo gaat dat dan bij mij van binnen.
Maar goed, ik loop dan ‘s middags toch het dorp in, op zoek naar de clinic. Nou, die heb ik gevonden. Het doet niet onder voor het ziekenhuis in Monrovia. Wat een armoede. Echt ongeveer niets. Gerund door super aardige, goeie kerels. Een medicus, een physician assistant en nog wat ander personeel. Ik heb gezien waar ze graag een labje willen bouwen, een hok met nog niets erin. 1 thermometer, 1 bloeddrukmeter, kapotte bedden, zonder beddengoed. Een vriezer, maar geen generator, dus als de elektriciteit uitvalt gaat alles gauw in de koelbox die ernaast staat. Ik kan nog verder gaan met mijn beschrijving, maar ik kan het kort maken; er is niets. Ik ga dus beslist bedenken hoe ik kan helpen. Misschien had ik daarom wel geen zin om te gaan kijken. Het levert gelijk weer zorg op en je kan toch onmogelijk wegkijken als het voor je neus gebeurt. Maar ik ben wel heel blij dat ik er geweest ben.
Toen Pat vanmiddag thuis kwam, kwam er een Amerikaanse jongen aangefietst. Zit voor de Peace corps een dorp verderop. Geweldige kerel. Geeft Engelse les, helpt met landbouwprojectjes, woont in een huisje tussen de locals. Geen airco. Boven zijn plafond is het vergeven van de vleermuizen en vleermuizenpoep, dus dat valt te pas en te onpas naar beneden. Boven zijn bed heeft hij een fijnmazig laken opgehangen, zodat hij niet steeds onder de vleermuizenpoep zit. Hij eet mee met de lokalen (dat lijkt mij nog erger dan de vleermuizenpoep) en hij verdient het salaris van een lokale leraar; 800 cedie (nog geen 150 euro dus). Wat een mooie vent. We hebben een tijdje zitten praten. Hij is hier nog maar twee weken, dan gaat hij, na anderhalf jaar hier gewoond te hebben, zonder Ghana uit geweest te zijn, terug naar huis, Amerika. Toen hij wegfietste, zei Pat; aardige gast, maar wel een beetje vreemd.
Ja Patje, wat denk je van ons. Dit vind je alleen maar leuk, als je een beetje vreemd bent……… .
Reactie plaatsen
Reacties